door John Bijlsma | 10, 01, 24 | Artikelen
Marc Bakker, een gerenommeerde verpleegkundige en docent bij het VUmc in Amsterdam, heeft een significante bijdrage geleverd aan het veld van ProActive Nursing door de ontwikkeling van de ‘Time-ouT’ methodiek. Deze methodiek is specifiek gericht op het versterken van het klinisch redeneren binnen de verpleegkunde, een cruciaal aspect van de patiëntenzorg.
De ‘Time-ouT’ methode is ontwikkeld om verpleegkundigen een gestructureerd proces te bieden voor het analyseren en bespreken van zorgsituaties, zowel in teamverband als individueel. Deze aanpak stimuleert verpleegkundigen om dieper na te denken over hun patiëntenzorg en bevordert de ontwikkeling van een onderbouwde klinische visie. Het is een effectieve manier om gezamenlijk zorgsituaties stapsgewijs door te nemen, belangrijke aspecten te benadrukken en stil te staan bij de redenen achter specifieke zorgkeuzes.
Bakker benadrukt het belang van een goed onderbouwde visie op de klinische toestand van de patiënt. Hij stelt dat het essentieel is voor verpleegkundigen om hun observaties en interpretaties te koppelen aan medische kennis, en op deze manier een gelijkwaardige gesprekspartner te zijn voor artsen. De ‘Time-ouT’ methodiek dient als een hulpmiddel om deze benadering in de praktijk te brengen en verpleegkundigen in staat te stellen hun ‘onderbuikgevoel’ te onderbouwen met concrete kennis en vocabulaire.
De methodiek omvat het doorlopen van drie stappen:
- Observeren: Verzamelen van gegevens over de patiënt, inclusief medische voorgeschiedenis, klachten, symptomen en relevante onderzoeksresultaten en daarbij een conclusie stellen van de ziektebeeld(en).
- Analyseren: Analyseren van verzamelde gegevens om de primaire en secundaire problemen te identificeren.
- Communiceren: Ontwikkelen van een zorgplan op basis van de verzamelde en geanalyseerde informatie, Implementeren van het zorgplan, Beoordelen van de effectiviteit van de zorg en het maken van noodzakelijke aanpassingen.
Deze stappen zijn essentieel voor het ontwikkelen van een diepgaand begrip van de patiëntenzorg en het verbeteren van de zorgkwaliteit. De ‘Time-ouT’ methodiek wordt niet alleen gebruikt in het onderwijs, maar ook in de praktijk door verpleegkundigen, en is waardevol voor zowel studenten als ervaren zorgprofessionals. Het biedt een gestructureerde manier van denken die helpt bij het voorzien en voorkomen van problemen, en het eerder starten van de juiste acties
door John Bijlsma | 10, 04, 23 | Artikelen
Klinisch redeneren is een belangrijke vaardigheid in de medische praktijk, maar kan een uitdaging zijn voor conceptueel denkers (dyslectici, dyscalculie,ADHD, ADD, enz..) vanwege de traditionele lineaire lesmethoden. Door gebruik te maken van creatieve en conceptuele lesmethoden, zoals casusbesprekingen van praktijk naar theorie, kunnen conceptuele denkers leren om op een meer intuïtieve en holistische manier te redeneren en zo innovatievere oplossingen te vinden voor complexe problemen in de medische praktijk. Het is belangrijk om klinisch redeneren op een meer conceptuele en creatieve manier te benaderen, zodat alle studenten, ongeacht hun denkstijl, toegang hebben tot deze essentiële vaardigheid. Door de lesgeefmethoden aan te passen aan de behoeften van alle studenten, kunnen we ervoor zorgen dat zij in staat zijn om de essentiële vaardigheden van klinisch redeneren te verwerven en toe te passen in hun toekomstige praktijk.
door John Bijlsma | 10, 03, 23 | Artikelen
Als de toestand van een patiënt verslechtert, kun jij dan verklaren waaraan dit precies ligt? Handel je op basis van parate biomedische kennis of vaar je blind op je ervaring en intuïtie? Leer je observaties te onderbouwen met de methode van oud-verpleegkundige en docent Marc Bakker. Om richting te geven aan klinisch redeneren ontwikkelde hij een methode die bestaat uit zes stappen: Proactive Nursing.
‘Binnen die zes stappen stappen hebben we gekozen voor gerichte tools die we redeneerhulpen noemen, zoals de SBAR (Situation, Background, Assessment en Recommendation. Hiermee kun je elke stap gestructureerd en op een eenduidige manier uitvoeren. Het geeft je houvast bij het redeneren en het zorgt voor duidelijke communicatie met je collega’s, omdat je dezelfde methode en begrippen gebruikt. De zes stappen kun je bij verschillende problematieken gebruiken. Ook bijvoorbeeld bij de adl. Maar dan heb je wel weer andere tools nodig, zoals de ICF (International Classification for Functions). Het klinisch beeld van de patiënt en de situatie op dat moment is het vertrekpunt voor de zorgverlening. Om de observaties te kunnen structureren, is een set basisparameters samengesteld waarvan je als verpleegkundige volgens Bakker echt verstand moet hebben. Denk aan zaken als: ademfrequentie, kleur, diurese of hartritme. Met deze set kun je je een goed beeld vormen van de situatie.
Stap 1: Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld
Het doel van de eerste stap is onder woorden te brengen wat de actuele gezondheidssituatie van de patiënt is. Dat doe je door goed te observeren, al je zintuigen te gebruiken en te meten (denk aan bloeddruk, ademfrequentie, saturatie). In deze stap beschrijf je hoe een ziekte of aandoening zich openbaart bij de patiënt (klinisch beeld). Dat kun je bijvoorbeeld doen aan de hand van de SBAR-tool.
Een voorbeeld:
S: Patiënt hoest vies sputum op, is kortademig, heeft koorts, ziet grauw en heeft een saturatie van rond de 80.
B: Patiënt heeft kanker en krijgt chemotherapie. Daardoor heeft hij een verzwakte afweer. Hij gebruikt geen antibiotica en is verder niet bekend met longziekten. Patiënt is een matige roker.
A: Mogelijke oorzaak is een bacteriële pneumonie.
R: Op basis van het klinisch beeld en de urgentie moet je een arts waarschuwen, die de patiënt zal laten opnemen in het ziekenhuis, waar hij waarschijnlijk zuurstof en antibiotica zal krijgen. Uiteraard is verder onderzoek nodig.
Stap 2 klinisch redeneren: klinische probleemstellingen
In stap 1 is duidelijk gemaakt dat er iets aan de hand is. In stap 2 bekijk je wat er mis is.
Bakker: ‘Bij de pneumonie uit het voorbeeld zien we aan de symptomen dat de ziekte effect heeft op het respiratoire systeem, maar we weten nog niet welk effect dat is. Om hierachter te komen, hebben we voor alle orgaansystemen klinische aandachtspunten geformuleerd. Zo heeft het respiratoire systeem vijf aandachtspunten die fysiologisch van belang zijn: luchtweg, ademprikkel, ademarbeid, diffusie en pulmonale circulatie. Als je al deze aandachtspunten nauwkeurig onderzoekt en checkt op disfunctie, krijg je niet alleen een goed inzicht in de problematiek van de ziekte en situatie, maar ook in de verbanden tussen de orgaansystemen.
Er zijn verschillende manieren om de klinische problematiek of patiëntproblemen bij deze zorgthema’s te formuleren. Het doel is een korte en bondige probleemduiding. Zorg dat een ander je begrijpt. Vermijd jargon en allerlei onnodige afkortingen. Je kunt hierbij gebruik maken van de ICF-zorgthema’s:
Stap 3 klinisch redeneren: aanvullend klinisch onderzoek
Aanvullend klinisch onderzoek is nodig om een ziekte of gevolgen van een aandoening aan te tonen. Ieder aangevraagd onderzoek heeft een vraagstelling. De arts is hiervoor verantwoordelijk. Maar de verpleegkundige hoort mee te denken over welke onderzoeken gedaan moeten worden om aan de ontbrekende informatie te komen en over te verwachte uitkomsten. Bovendien moet de verpleegkundige hierover kunnen communiceren met collega’s. Bakker: ‘Bij een pneumonie kun je bijvoorbeeld voorstellen een bloedgas te laten prikken, of alvast een sputumkweek afnemen. Ook kun je alvast rekening houden met een X-thorax.’ Het is van belang dat je een uitspraak kunt doen over zowel de urgentie als de ernst van afwijkende uitkomsten. Mocht je bijvoorbeeld sterk afwijkende labuitslagen doorkrijgen van de laborant, dan moet je in staat zijn om passende maatregelen te nemen. Dat betekent dat je ook kennis moet hebben van veelvoorkomende labwaarden (denk aan Hb, glucose, infectieparameters, bloedgas, stolling)
Stap 4 klinisch redeneren: klinisch beleid
In deze stap beredeneer je welke zorg nodig is, dus welke interventies moet uitvoeren om de gezondheid van de patiënt in stand of in goede conditie te houden. Bakker: ‘Je kijkt in deze stap welke interventies passen bij de diagnose en problematiek uit stap 2. Er was dus iets mis met de luchtwegen. Wat nu? Moet je de patiënt uitzuigen of helpen bij het ophoesten? Meedenken is het devies.’ Uiteraard is de arts altijd verantwoordelijk voor de diagnose en het beleid, maar als verpleegkundige denk je proactief mee. ‘Dit is het stadium waarin je als verpleegkundige goed je expertise kunt laten zien. Bijvoorbeeld door te bedenken dat een patiënt een infuus nodig heeft en dit alvast klaar te maken. Dit heeft te maken met anticiperen en assertief zijn.’
Stap 5 klinisch redeneren: klinisch verloop
In het klinisch verloop van een ziekte is er altijd kans op complicaties, ongewenste effecten van het beleid (bijwerkingen van medicatie) of zelfs fouten. In stap 5 bestudeer je al deze zaken. Een verpleegkundige moet kunnen beredeneren hoe het klinisch verloop op korte en lange termijn zal zijn, wat de prognose is, welke complicaties kunnen optreden en wat de risico’s van de behandeling zijn. Bakker: ‘Als we ervan uitgaan dat de patiënt toenemend benauwd is, is je zorg op korte termijn dat hij niet uitgeput raakt en aan de beademing komt. Op de lange termijn zal meneer moeten stoppen met roken.’
Stap 6 klinisch redeneren: nabeschouwing
In de nabeschouwing neem je afstand van de casus. Door evaluatie en reflectie kijk je terug op de gebeurtenissen en zorgverlening. Bakker: ‘Je kijkt in stap 6 naar de kwaliteit van de zorgverlening en wat je daarvan hebt geleerd. Hierbij let je op patiëntveiligheid, kwaliteit van de beroepsuitoefening, eventuele ethische dilemma’s en je eigen competenties. De essentie is dat je de situatie, de zorg en jouw aandeel daarin beoordeelt.’
door John Bijlsma | 08, 03, 23 | Artikelen
Marc Bakker is al meer dan veertig jaar bezig met verpleegkunde. Als auteur van verschillende boeken, zoals ProActive Nursing en Klinisch redeneren voor verpleegkundigen, wordt hij gezien als dé grondlegger op het gebied van klinisch redeneren.
Het klinisch redeneren van verpleegkundigen is gericht op de klinische toestand van de patiënt De focus van dit klinisch redeneren ligt op het bewaken en diagnosticeren van de klinische toestand (status) van de patiënt die de betreffende ziekte met bijgaand medisch beleid en mogelijke complicaties, ongemakken en narigheden moet doorstaan, die ermee moet (leren) leven of eraan kan of zal overlijden. Om de klinische toestand te kunnen diagnosticeren wordt de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) gebruikt. In acute en/of levensbedreigende situaties gebruikt men de ABCDE-methode. Beide methoden zijn interprofessioneel en worden door zowel verpleegkundigen als artsen en vele andere zorgprofessionals gehanteerd.
Het Time-out praktijkmodel is een vragengestuurd leermodel om in de verpleegkundige beroepspraktijk op een gestructureerde, functionele en sociale manier te leren klinisch redeneren. Het TO praktijkmodel een praktisch en eenduidig instrument voor schoolopleiders, praktijkopleiders en studenten. Het model wordt gebruikt om patiëntencasuïstiek te bespreken, te documenteren en daar, d.m.v. reflectie, van te leren.
Uniek aan dit boek
- Standaardwerk binnen de Nederlandse verpleegkunde
- Unieke methode om klinisch redeneren onder de knie te krijgen
- Zeer praktijkgericht en daardoor lovend ontvangen
- Klinisch redeneren belangrijk speerpunt nieuw curriculum verpleegkunde
door John Bijlsma | 08, 03, 23 | Artikelen
Dyslexie is een cognitieve kracht, zegt sociaal wetenschapper Helen Taylor. Volgens haar heeft het de succesvolle evolutie van de mens mogelijk gemaakt.
WILLEM SCHOONEN 6 juli 2022
Wie praat of schrijft over dyslexie, heeft het meestal over een aandoening of op zijn minst een probleem. Maar dat is het helemaal niet, zegt de Britse sociaal wetenschapper Helen Taylor: “Het is geen aandoening of stoornis, maar een andere vorm van cognitie.”
“Het mag zich dan uiten in leesproblemen, maar dyslexie was er lang voordat lezen en schrijven een algemeen gebruik werden. Het komt ook vrij veel voor: 5 tot 20 procent van een populatie is dyslectisch. En dat is over de hele wereld zo, in alle culturen zie je dat. Bovendien is dyslexie voor een groot deel genetisch en dus erfelijk bepaald.”
Dat waren voor Taylor redenen om met een evolutionair oog naar dyslexie te gaan kijken. “Dat dyslectici bijzondere talenten kunnen hebben was duidelijk. Je vindt dyslectici onder beroemde wetenschappers, kunstenaars, architecten, ingenieurs. Er is een bekend verhaal van een man, Marc Rowe, die nauwelijks door zijn examens kwam, maar toch een beurs kreeg, en die nu een briljant chirurg is. En waarom is hij briljant? Omdat hij voor een operatie alle mogelijke manieren om die uit te voeren visualiseert. Dyslectici zijn goed in dat globale denken, het grote geheel zien.”
HET VERKENNEN VAN NIEUWE MOGELIJKHEDEN
Dat is een cognitieve kracht. En daar staat een cognitieve zwakte tegenover: oog voor detail, het hier en nu, de kleine lettertjes. Die cognitieve kracht versus cognitieve zwakte is een fundamenteel patroon in de biologie, zegt Taylor. “We noemen het de weging tussen exploitatie en exploratie, benutten en verkennen. Ieder levend systeem is zoekende – naar een partner, naar voedsel, noem maar op – en het moet steeds de afweging maken tussen het benutten van bekend terrein of het verkennen van iets nieuws. Dat geldt ook voor geheugen en kennis: je kunt varen op de kennis die je al hebt, of op zoek gaan naar nieuwe ideeën. Dat basisbegrip van zoeken, en de weging tussen exploratie en exploitatie, heeft me een raamwerk geboden om de cognitieve verschillen tussen mensen te begrijpen.”
Dyslectici zijn goed in exploratie, het verkennen van nieuwe mogelijkheden. Ze hebben ruimtelijk inzicht, kunnen abstract denken en zijn inventief. Taylor: “Die eigenschappen werden wel gezien, maar zijn nooit in een goed verband bijeengebracht. Het is een schaal: er zijn levende wezens, dier of mens, die een bestaand gebied heel efficiënt kunnen benutten en er alles uithalen. Die zitten aan de andere kant van de schaal, het zijn lokale denkers. Dyslectici zijn globale denkers. En vrijwel iedereen zit ergens op die schaal tussen twee uitersten. Je kunt zeggen dat dyslectici exploratieve specialisten zijn.”
ARBEIDSVERDELING
Dyslexie is niet ontstaan omdat er iets misging, maar omdat er iets nodig was, legt Taylor uit. De periode waarin de moderne mens zijn evolutie begon, zo’n 300.000 jaar geleden, was erg veranderlijk. Zo veranderlijk dat mensen die alleen maar goed waren in het exploiteren van bekend terrein moeilijk zouden overleven. In veranderlijke omstandigheden heb je exploratieve talenten nodig. En de individuele mens kan niet beide tegelijk zijn.
Taylor: “De vermogens van je brein zijn beperkt, en het kost energie als je als individu steeds moet wisselen van de ene strategie naar de andere. Het wordt op een gegeven moment voordeliger om te kiezen voor een bepaalde specialisatie, en te gaan samenwerken met specialisten in het andere domein. Specialisatie en samenwerken vergroten de capaciteiten van het brein door een collectief brein te scheppen.”
Dat is wat Taylor de ‘evolutie van complementaire cognitie’ noemt. Een vorm van arbeidsverdeling. Arbeidsverdeling en specialisatie zie je niet alleen bij de mens, maar bijvoorbeeld ook bij sociaal levende insecten. Terwijl een deel van het bijenvolk zich toelegt op het verzorgen van korf en nageslacht, gaat een ander deel op zoek naar (nieuwe) voedselbronnen. En biologen hebben vastgesteld dat die verkenners, die exploratieve specialisten, 5 tot 20 procent van het bijenvolk uitmaken. Net zoveel als we dyslectici onder de mensen tegenkomen.
VASTLOPEN IN HET ONDERWIJSSYSTEEM
Er is een evolutionaire druk geweest om die arbeidsverdeling tot stand te brengen. Taylor: “We hebben die verscheidenheid nodig gehad om te kunnen overleven in veranderlijke omstandigheden.”
En nog steeds, want ook nu zijn de omstandigheden bedreigend veranderlijk. Taylor heeft al belangstellende reacties gehad van wetenschappers die zich bezighouden met klimaatverandering. “Mensen die een globaal perspectief hebben, kunnen goed redeneren over complexe systemen – zoals het klimaat. Ze zijn goed in het voorspellen en doorzien van verschillende scenario’s. Dat is in veranderende systemen heel belangrijk.”
Dat klinkt logisch, maar wordt in de huidige samenleving niet onderkend. Het onderwijssysteem is vooral gericht op exploitatie, het opnemen van bestaande kennis volgens vastgestelde regels, en niet op het creatief verkennen van nieuwe mogelijkheden.
Taylor: “Dat is in beginsel helemaal niet de bedoeling geweest, maar het onderwijssysteem is zo geworden. Het is doorgeslagen naar de kant van kennisexploitatie. Dat maakt het voor dyslectici moeilijk hun talenten volledig te benutten. Je blijf je altijd de mindere voelen, dat is het nare. Veel dyslectici komen in de problemen. Dyslectici zijn oververtegenwoordigd in de gevangenissen. We moeten ophouden mensen in de verkeerde richting te duwen. Hun talenten gaan zien. We hebben die hard nodig.”