Dyslexie is een cognitieve kracht, zegt sociaal wetenschapper Helen Taylor. Volgens haar heeft het de succesvolle evolutie van de mens mogelijk gemaakt.
WILLEM SCHOONEN 6 juli 2022
Wie praat of schrijft over dyslexie, heeft het meestal over een aandoening of op zijn minst een probleem. Maar dat is het helemaal niet, zegt de Britse sociaal wetenschapper Helen Taylor: “Het is geen aandoening of stoornis, maar een andere vorm van cognitie.”
“Het mag zich dan uiten in leesproblemen, maar dyslexie was er lang voordat lezen en schrijven een algemeen gebruik werden. Het komt ook vrij veel voor: 5 tot 20 procent van een populatie is dyslectisch. En dat is over de hele wereld zo, in alle culturen zie je dat. Bovendien is dyslexie voor een groot deel genetisch en dus erfelijk bepaald.”
Dat waren voor Taylor redenen om met een evolutionair oog naar dyslexie te gaan kijken. “Dat dyslectici bijzondere talenten kunnen hebben was duidelijk. Je vindt dyslectici onder beroemde wetenschappers, kunstenaars, architecten, ingenieurs. Er is een bekend verhaal van een man, Marc Rowe, die nauwelijks door zijn examens kwam, maar toch een beurs kreeg, en die nu een briljant chirurg is. En waarom is hij briljant? Omdat hij voor een operatie alle mogelijke manieren om die uit te voeren visualiseert. Dyslectici zijn goed in dat globale denken, het grote geheel zien.”
HET VERKENNEN VAN NIEUWE MOGELIJKHEDEN
Dat is een cognitieve kracht. En daar staat een cognitieve zwakte tegenover: oog voor detail, het hier en nu, de kleine lettertjes. Die cognitieve kracht versus cognitieve zwakte is een fundamenteel patroon in de biologie, zegt Taylor. “We noemen het de weging tussen exploitatie en exploratie, benutten en verkennen. Ieder levend systeem is zoekende – naar een partner, naar voedsel, noem maar op – en het moet steeds de afweging maken tussen het benutten van bekend terrein of het verkennen van iets nieuws. Dat geldt ook voor geheugen en kennis: je kunt varen op de kennis die je al hebt, of op zoek gaan naar nieuwe ideeën. Dat basisbegrip van zoeken, en de weging tussen exploratie en exploitatie, heeft me een raamwerk geboden om de cognitieve verschillen tussen mensen te begrijpen.”
Dyslectici zijn goed in exploratie, het verkennen van nieuwe mogelijkheden. Ze hebben ruimtelijk inzicht, kunnen abstract denken en zijn inventief. Taylor: “Die eigenschappen werden wel gezien, maar zijn nooit in een goed verband bijeengebracht. Het is een schaal: er zijn levende wezens, dier of mens, die een bestaand gebied heel efficiënt kunnen benutten en er alles uithalen. Die zitten aan de andere kant van de schaal, het zijn lokale denkers. Dyslectici zijn globale denkers. En vrijwel iedereen zit ergens op die schaal tussen twee uitersten. Je kunt zeggen dat dyslectici exploratieve specialisten zijn.”
ARBEIDSVERDELING
Dyslexie is niet ontstaan omdat er iets misging, maar omdat er iets nodig was, legt Taylor uit. De periode waarin de moderne mens zijn evolutie begon, zo’n 300.000 jaar geleden, was erg veranderlijk. Zo veranderlijk dat mensen die alleen maar goed waren in het exploiteren van bekend terrein moeilijk zouden overleven. In veranderlijke omstandigheden heb je exploratieve talenten nodig. En de individuele mens kan niet beide tegelijk zijn.
Taylor: “De vermogens van je brein zijn beperkt, en het kost energie als je als individu steeds moet wisselen van de ene strategie naar de andere. Het wordt op een gegeven moment voordeliger om te kiezen voor een bepaalde specialisatie, en te gaan samenwerken met specialisten in het andere domein. Specialisatie en samenwerken vergroten de capaciteiten van het brein door een collectief brein te scheppen.”
Dat is wat Taylor de ‘evolutie van complementaire cognitie’ noemt. Een vorm van arbeidsverdeling. Arbeidsverdeling en specialisatie zie je niet alleen bij de mens, maar bijvoorbeeld ook bij sociaal levende insecten. Terwijl een deel van het bijenvolk zich toelegt op het verzorgen van korf en nageslacht, gaat een ander deel op zoek naar (nieuwe) voedselbronnen. En biologen hebben vastgesteld dat die verkenners, die exploratieve specialisten, 5 tot 20 procent van het bijenvolk uitmaken. Net zoveel als we dyslectici onder de mensen tegenkomen.
VASTLOPEN IN HET ONDERWIJSSYSTEEM
Er is een evolutionaire druk geweest om die arbeidsverdeling tot stand te brengen. Taylor: “We hebben die verscheidenheid nodig gehad om te kunnen overleven in veranderlijke omstandigheden.”
En nog steeds, want ook nu zijn de omstandigheden bedreigend veranderlijk. Taylor heeft al belangstellende reacties gehad van wetenschappers die zich bezighouden met klimaatverandering. “Mensen die een globaal perspectief hebben, kunnen goed redeneren over complexe systemen – zoals het klimaat. Ze zijn goed in het voorspellen en doorzien van verschillende scenario’s. Dat is in veranderende systemen heel belangrijk.”
Dat klinkt logisch, maar wordt in de huidige samenleving niet onderkend. Het onderwijssysteem is vooral gericht op exploitatie, het opnemen van bestaande kennis volgens vastgestelde regels, en niet op het creatief verkennen van nieuwe mogelijkheden.
Taylor: “Dat is in beginsel helemaal niet de bedoeling geweest, maar het onderwijssysteem is zo geworden. Het is doorgeslagen naar de kant van kennisexploitatie. Dat maakt het voor dyslectici moeilijk hun talenten volledig te benutten. Je blijf je altijd de mindere voelen, dat is het nare. Veel dyslectici komen in de problemen. Dyslectici zijn oververtegenwoordigd in de gevangenissen. We moeten ophouden mensen in de verkeerde richting te duwen. Hun talenten gaan zien. We hebben die hard nodig.”